Winterafschot heeft grotere impact op everzwijnenpopulatie
Een efficiënt en effectief populatiebeheer vergt goede inzichten in wat de gevolgen zijn op de populatiegroei van het schieten van dieren uit een bepaalde leeftijdsklassen en van de temporele verdeling van het afschot.
Leeftijdsklasse en moment van het jaar vormen belangrijke afschotrichtlijnen
Vorige studies van het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek op everzwijnen in Vlaanderen toonden het belang aan van het verwezenlijken van een voldoende hoog aandeel (vrouwelijke) frislingen binnen het afschot om een effect op de populatieaanwas te realiseren (ga naar: 'Een geactualiseerd populatiemodel voor het everzwijn in Vlaanderen en afgeleide afschotrichtlijnen').
Een nieuwe studie van INBO toont aan dat afschot in de wintermaanden (oktober - maart) het meest effectieve afschotregime is. Deze bevindingen liggen in lijn met wat vorig onderzoek aantoonde, met name dat een afschot dat samenvalt met de periode van het jaar waarin de populatie op haar laagste niveau is (winter), dus vóór de geboortepiek, de hoogste effectiviteit vertoont. Met andere woorden, eenzelfde aantal geschoten dieren in die periode heeft een groter effect op de populatieaanwas in vergelijking met het schieten van datzelfde aantal dieren op het moment van het jaar dat veel juveniele dieren aanwezig zijn (zomer), of in vergelijking met het verdelen van het afschot over heel het jaar.
Zomerafschot niet meer nodig?
De conclusies van dit rapport willen niet zeggen dat er geen zomerafschot meer mag of kan plaatsvinden. Zeker in het kader van schadevermijding kan dit afschot als verjagende maatregel gehanteerd worden en/of toegepast worden om specifieke schadeveroorzakende dieren te verwijderen, dan wel om dieren van schadegevoelige plekken te verjagen. Het zomerafschot dient dus als aanvulling op het winterafschot en kan zelfs de efficiëntie van de hele jachtstrategie verhogen als ook hier, in de mate van het mogelijke, het afschot geconcentreerd wordt op jonge (vrouwelijke) dieren.
Deze conclusies liggen in lijn met én ondersteunen de basisideeën van het huidige beleid rond het everzwijnenbeheer waarbij er een differentiatie gemaakt wordt tussen een zomerstrategie, die zich focust op ingrijpen daar waar er schade optreedt om schadeveroorzakende dieren weg te nemen en een verjagend effect na te streven, en een winterstrategie, die zich richt op een zo efficiënt en effectief mogelijke populatieregulatie.